Bermbeheer

Het bermbeheerplan kadert binnen het zogenaamd bermbesluit dat op 1 januari 1985 in werking trad.

Met het bermbesluit wil men een natuurvriendelijk bermbeheer stimuleren via een aangepast maaibeheer.

Het bermbesluit is van toepassing op bermen gelegen langs wegen, spoorwegen en waterlopen waarvan publiekrechtelijke rechtspersonen bevoegd zijn voor het beheer.

1. Aandacht voor bermen?
Vlaanderen heeft zoveel wegen dat de totale oppervlakte van alle wegbermen samen bijna zo groot is als de totale oppervlakte erkend natuurreservaat. Ecologisch bermbeheer kan bijgevolg sterk bijdragen tot het natuurbehoud en de instandhouding van veel wilde planten en dieren. In woon- en landbouwgebieden is er vaak geen “ongebruikte” plaats meer om wilde planten spontaan te laten groeien en de bijhorende fauna te laten overleven. Bermen vormen voor hen vaak de laatste uitwijkplaats.

Doordat de wegen heel Vlaanderen doorkruisen vormen de bermen interessante verbindingsassen tussen de verschillende natuurgebieden. Dieren gebruiken bermen om zich te verplaatsen en nieuwe streken te koloniseren. Wegbermen spelen een cruciale rol om de natuurgebieden opnieuw met elkaar te verbinden.

In eentonige grasbermen kunnen dieren, zeker insecten, niet overleven. Zij hebben schrale, kruidenrijke wegbermen nodig. Nu worden bermen niet als natuur aanzien en voor de veiligheid van de weggebruiker is het belangrijk dat de begroeiing laag en niet te eentonig is.

Gelukkig sluiten veiligheid en kruidenrijke wegbermen elkaar niet uit. Door de bodem te verschralen wordt de begroeiing lager en zullen de hogere grassen, die veel voedingsstoffen gebruiken, wijken voor lagere, bloemrijkere beplantingen. Een berm vol bloemen doorbreekt ook de monotonie en verscherpt ongemerkt de aandacht van de weggebruiker. Tenslotte hebben bloemrijke wegbermen een economische meerwaarde. Deze wegbermen moeten beduidend minder gemaaid worden.

2. Hoe krijgen fauna en flora een kans?
Voor het ontwikkelen van een waardevolle berm is de uitgangssituatie van belang. Bij wegenwerken wordt best zoveel mogelijk materiaal van lokale herkomst later hergebruikt voor de ‘nieuwe’ bermen. Voedselrijke teelaarde of compost is niet geschikt als afdekmateriaal. Het bevat teveel voedingsstoffen waardoor ongewenste ruigtekruiden sterk zullen domineren en het streekeigen bloeiaspect van de berm verloren gaat. Afwerking van een nieuwe berm met plaatselijke grond heeft de voorkeur: plantensoorten die in de omgeving thuishoren zullen dan snel de kale berm koloniseren. Voor insecten zijn geschikte voedselbronnen zoals nectar en pollen belangrijk. Insecten komen voor vanaf het vroege voorjaar tot het einde van de herfst (en winter) en moeten dus het jaar rond voedsel kunnen vinden.

Naarmate een grasberm soort- en bloemrijker wordt, neemt de betekenis voor de fauna toe. Bloeiende planten trekken veel insecten aan, zoals vlinders en hommels. In een soortenrijke grasberm komen ook allerlei andere dieren voor zoals spinnen, sprinkhanen, graafwespen, mieren enz... Al deze soorten zijn belangrijk voor het evenwicht in het ecosysteem. Een rijk insectenleven trekt ook andere dieren aan zoals vogels, zoogdieren en amfibieën. De ontwikkeling van bloemrijke grasbermen is ook belangrijk voor het behoud van zoveel mogelijk plantensoorten. Bedreigde soorten krijgen zo weer een kans. De berm ziet er mooier uit en we behouden een aantal bijzondere soorten planten en dieren in Vlaanderen.

Graslanden zijn in Vlaanderen meestal kunstmatig: ze blijven enkel behouden als we regelmatig maaien. Grasland met meerjarige en meestal grotere plantensoorten noemen we “ruigte”. De vegetatie ziet er veel ruiger uit met een wirwar van dood en levend materiaal. Een ruigte wordt slechts elke twee of drie jaar gemaaid. Maaien we helemaal niet, dan zullen er ook struiken (struwelen) en bomen groeien en zal het grasland stilaan verbossen (3).

Een ecologisch bermbeheer streeft ernaar om op de wegbermen zoveel mogelijk verschillende soorten planten en dieren een kans te bieden. Dit kan door veel structuurvariatie te creëren. Op brede bermen (van vb. autosnelwegen) kunnen we verschillende zones laten ontwikkelen: bloemrijke graslanden, ruigtes, struwelen en bos. Wanneer deze verschillende begroeiingen naast elkaar bestaan en in elkaar overvloeien, ontstaan er meerdere leefgebieden op een beperkte oppervlakte. Zo worden de wegbermen soortenrijk en ecologisch waardevol.

Heel wat organismen zijn voor hun levenscyclus zelfs gebonden aan de overgangen tussen grasland, ruigte, struikgewas en bos.

Procedure

Over welke bermen gaat het?
De omzendbrief omschrijft bermen als “alle terreinen, die bestaan uit zowel de vlakke als hellende overgangszones tussen de eigenlijke weginfrastructuur en andere gebruiksterreinen en die beheerd worden door een publiekrechtelijk rechtspersoon. Het bermbesluit is eveneens van toepassing op de stroken tussen verschillende rijbanen. Wat de bermen langs waterlopen betreft wordt de strook bedoeld, waarop plantengroei voorkomt.”
Het bermbesluit zelf specificeert dat ook de taluds langs waterlopen en spoorwegen als bermen beschouwd worden. 

Wanneer en hoe mag er gemaaid worden?
Het bermbesluit bepaalt dat bermen niet voor 15 juni gemaaid mogen worden. Een eventuele tweede maaibeurt mag slechts uitgevoerd worden na 15 september.
Bij het bermbeheer mogen de ondergrondse plantendelen en de houtige gewassen niet worden beschadigd. Een omzendbrief verduidelijkt dat de maaimachine voor het bermonderhoud niet lager dan 5cm mag worden ingesteld.
Van de verplichtingen inzake maaidata en verwijderen van maaisel kan uitzonderlijk een afwijking gevraagd worden aan de minister van leefmilieu en enkel om reden van natuurbehoud.
Bij de toepassing van het bermbesluit dienen publiekrechtelijke rechtspersonen (o.a, Gemeenten, Provincies, maar ook polderbesturen, NMBS,...) wel rekening te houden met andere aspecten, zoals het instaan voor de verkeersveiligheid, het bestrijden van schadelijke organismen, het beheersen van de waterhuishouding en het voorkomen van wateroverlast.

Verwijderen van het maaisel
Volgens het bermbesluit moet het maaisel zeker binnen de tien dagen na het maaien verwijderd worden.
De noodzaak van afvoeren kan niet genoeg benadrukt worden. Deze factor is nog belangrijker dan het tijdstip of de frequentie van maaien. Het laten liggen van maaisel werkt bodemverrijkend en werkt verruiging in de hand. De dominantie van een beperkt aantal, weinig interessante soorten neemt dan toe. De biomassaproductie van de berm stijgt bovendien en de bloei neemt over het algemeen af. Niet afgevoerd maaisel verhindert kieming. Mossen en niet overblijvende planten nemen af. Onmiddellijk afvoeren van het maaisel verdient de voorkeur. Volgens het bermbesluit moet het maaisel zeker binnende tien dagen verwijderd worden. Vroeger was de bestemming van het verwijderde maaisel een probleem. Nu wordt die steeds vaker ingezet in biomassacentrales. 

Verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen
Het bermbesluit bepaalt eveneens dat de bermen niet met biociden behandeld mogen worden. Dat dit een zeer gunstig effect heeft op de natuurwaarden spreekt voor zich.
Het volstaat hier daarom te verwijzen naar de tekst van de omzendbrief: Onder biociden worden alle middelen verstaan om levende wezens te vernietigen : herbiciden, insecticiden, fungiciden, bactericiden, enz. Het verbod tot gebruik van biociden geldt voor alle bermen, ook onbegroeide, voor zover de noodzaak tot gebruik ervan niet kan ingeroepen worden omwille van een ander algemeen belang. Gelet op de nevenwerking van de biociden heeft een publiekrechtelijke rechtspersoon er dan ook alle belang bij om het gebruik ervan te beperken of zo mogelijk volledig stop te zetten. De laatste jaren is er trouwens een duidelijke vermindering in het gebruik van biociden vastgesteld. Wat het onderhoud van wegbermen betreft. is het gebruik van biociden veelal niet noodzakelijk. Zelfs voor het vrijhouden van wegranden, verkeers- en signalisatieborden, vangreels en onverharde parkeerstroken en -terreinen is het aangewezen om zoveel mogelijk op mechanische middelen beroep te doen.

Voor de bestrijding van bepaalde distelsoorten of van andere organismen die schade kunnen toebrengen aan de menselijke activiteiten, of voor het onder controle houden van de ontwikkeling van netelvegetatie, kan vaak via een aangepast maaibeheer tot een bevredigende oplossing gekomen worden. Het is beter de oorzaak te bestrijden dan de gevolgen.


Ondertussen zijn we 25 jaar verder, (sindsdien is er o.a. een pesticidenreductiedecreet goedgekeurd en is er veel ervaring opgedaan met alternatieve bestrijding, zie ook www.zonderisgezonder.be). 

Regelgeving

Bermbesluit en aanvullende omzendbrief.

Het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 1984 houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen –kortweg het bermbesluit genoemd regelt het beheer van bermen op een natuurvriendelijke wijze. (B.S. 2 oktober 1984)
Het is één van de kortste en helderste besluiten uit ons rechtsarsenaal. We geven het besluit hieronder integraal weer.

Besluit van de Vlaamse Regering houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen, 27 juni 1984. 
      • Art. 1. Dit besluit is toepasselijk op de bermen gelegen langs wegen, waterlopen en spoorwegen, in zoverre publiekrechtelijke rechtspersonen krachtens enig recht van beheer bevoegd zijn om de handelingen te stellen die bij dit besluit geregeld worden. Onder bermen wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan: bermen en taluds.
      • Art. 2. Het gebruik van biociden op bermen is verboden.
      • Art. 3. Begraasde bermen mogen niet vóór 15 juni gemaaid worden. Een eventuele tweede maaibeurt mag slechts uitgevoerd worden na 15 september. Het maaisel dient verwijderd te worden binnen de tien dagen na het maaien.
      • Art. 4. Door de Vlaamse minister bevoegd voor natuurbehoud mag worden afgeweken van de bepalingen van artikel 3.
      • Art. 5. Maaibeheer, hetzij in handwerk, hetzij met machines, dient uitgevoerd te worden zonder de ondergrondse plantendelen en de houtige gewassen te beschadigen.
      • Art. 6. Overtreding van dit besluit wordt gestraft overeenkomstig de artikelen 44 en 47 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.
      • Art. 7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1985.
      • Art. 8. De Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening, Landinrichting en Natuurbehoud is belast met de uitvoering van dit besluit.
De omzendbrief van 4 juni 1987 betreffende bermbeheer door publiekrechtelijke rechtspersonen werkt verschillende punten verder uit. 

Meer info

Het dossier bermen op de website van Natuurpunt: www.natuurpunt.be/pagina/dossier-bermen